Monitoring van de ammoniakemissie uit een rosékalverstal met v-vormige keldervloer, mestschuif en urineafvoer

In dit pilotproject is ervaring opgedaan met het continu monitoren van ammoniak- en koolstofdioxideconcentraties, het stalklimaat, het ventilatiedebiet en de ammoniakemissie uit een opfokstal voor rosévleeskalveren met v-vormige keldervloer, mestschuif en urineafvoer. De monitoring is technisch gezien succesvol en zonder dataverlies verlopen gedurende 348 dagen (22-1-2021 tm 5-1-2022) en drie opfokrondes (rondes 1, 2 en 3). In ronde 1 waren mestschuif en urineafvoer buiten bedrijf: drijfmest accumuleerde tijdens de ronde. In rondes 2 en 3 waren mestschuif en urineafvoer wel in bedrijf. Concentraties van met name koolstofdioxide (CO 2) en in mindere mate ammoniak (NH3) kenden tijdspatronen waarin rondes gekarakteriseerd kunnen worden door a) een sterke terugval in concentraties tijdens de 3-4 dagen van vertrek van oudere kalveren en binnenkomst van nieuwe kalveren waarbij de deuren open staan, en b) een toename van concentraties met de leeftijd. De patronen suggereren verder dat de toename van concentraties wordt versterkt in het najaar wanneer ventilatiedebieten afnemen (indikking) en wordt afgevlakt in het voorjaar wanneer ventilatiedebieten toenemen (verdunning). Hoewel een 35% (proefronde 2) en 10% (proefronde 3) lagere ammoniakconcentratie werd gemeten (‘mestschuif en urinepomp aan’) ten opzichte van controleronde 1 (‘mestschuif en urinepomp uit’), bleek dit beeld in de berekende emissies niet langer te bestaan; de emissies van proefrondes 2 en 3 waren respectievelijk 36% en 6% hoger dan de emissie van controleronde 1. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat in proefrondes 2 en 3 de staltemperatuur en het ventilatiedebiet, twee factoren die de ammoniakemissie positief beïnvloeden, hoger waren dan in controleronde 1. De eerste indruk uit de verkregen data, uit het vergelijken van rondes binnen dezelfde stal, wijst niet in de richting van een substantiële vermindering van ammoniakemissie door de kelderuitvoering. Benadrukt moet worden dat het hier gaat om een ruwe vergelijking op basis van twee versus één opfokronde. Meer gegevens zijn nodig om conclusies te trekken over de effectiviteit van de kelderuitvoering om de emissie van ammoniak te verminderen.

Saved in:
Bibliographic Details
Main Authors: Winkel, Albert, Goselink, Yvo
Format: External research report biblioteca
Language:Dutch
Published: Wageningen Livestock Research
Subjects:Life Science,
Online Access:https://research.wur.nl/en/publications/monitoring-van-de-ammoniakemissie-uit-een-rosekalverstal-met-v-vo
Tags: Add Tag
No Tags, Be the first to tag this record!
Description
Summary:In dit pilotproject is ervaring opgedaan met het continu monitoren van ammoniak- en koolstofdioxideconcentraties, het stalklimaat, het ventilatiedebiet en de ammoniakemissie uit een opfokstal voor rosévleeskalveren met v-vormige keldervloer, mestschuif en urineafvoer. De monitoring is technisch gezien succesvol en zonder dataverlies verlopen gedurende 348 dagen (22-1-2021 tm 5-1-2022) en drie opfokrondes (rondes 1, 2 en 3). In ronde 1 waren mestschuif en urineafvoer buiten bedrijf: drijfmest accumuleerde tijdens de ronde. In rondes 2 en 3 waren mestschuif en urineafvoer wel in bedrijf. Concentraties van met name koolstofdioxide (CO 2) en in mindere mate ammoniak (NH3) kenden tijdspatronen waarin rondes gekarakteriseerd kunnen worden door a) een sterke terugval in concentraties tijdens de 3-4 dagen van vertrek van oudere kalveren en binnenkomst van nieuwe kalveren waarbij de deuren open staan, en b) een toename van concentraties met de leeftijd. De patronen suggereren verder dat de toename van concentraties wordt versterkt in het najaar wanneer ventilatiedebieten afnemen (indikking) en wordt afgevlakt in het voorjaar wanneer ventilatiedebieten toenemen (verdunning). Hoewel een 35% (proefronde 2) en 10% (proefronde 3) lagere ammoniakconcentratie werd gemeten (‘mestschuif en urinepomp aan’) ten opzichte van controleronde 1 (‘mestschuif en urinepomp uit’), bleek dit beeld in de berekende emissies niet langer te bestaan; de emissies van proefrondes 2 en 3 waren respectievelijk 36% en 6% hoger dan de emissie van controleronde 1. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat in proefrondes 2 en 3 de staltemperatuur en het ventilatiedebiet, twee factoren die de ammoniakemissie positief beïnvloeden, hoger waren dan in controleronde 1. De eerste indruk uit de verkregen data, uit het vergelijken van rondes binnen dezelfde stal, wijst niet in de richting van een substantiële vermindering van ammoniakemissie door de kelderuitvoering. Benadrukt moet worden dat het hier gaat om een ruwe vergelijking op basis van twee versus één opfokronde. Meer gegevens zijn nodig om conclusies te trekken over de effectiviteit van de kelderuitvoering om de emissie van ammoniak te verminderen.