The role of gender in farming household decision-making in Yaan, south-western China

Het onderzoek waarvan de resultaten in dit proefschrift worden beschreven heeft als belangrijkste doelstelling licht te werpen op de rol van vrouwen in besluitvorming met betrekking tot bedrijfsbeslissingen in agrarische gezinsbedrijven in Yaan, Zuidwest China. Tevens beoogt deze studie een bescheiden bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de rurale sociologie in de Volksrepubliek China. De onderzoekster hoopt dat de onderzoeksresultaten kunnen worden gebruikt door agrarische voorlichters en planners en aldus zullen bijdragen aan plattelandsontwikkeling in China.In het eerste gedeelte van het proefschrift wordt in de hoofdstukken 2 t/m 4 de sociologische literatuur over gender, agrarische huishoudens, macht, en besluitvorming besproken en worden hypothesen uit de literatuur afgeleid. Deze hypothesen hebben betrekking op de relatie tussen enerzijds de verdeling van macht tussen mannen en vrouwen en anderzijds de rol van mannen en vrouwen in besluitvorming met betrekking tot de agrarische bedrijfsvoering. Voor een analyse van de factor macht werd gekeken naar de toegang van mannen en vrouwen tot machtsbronnen (resource theory). De factor besluitvorming werd toegespitst op de vraag welke beslissingen door wie worden genomen. Het besluitvormingsproces werd hierbij buiten beschouwing gelaten.In hoofdstuk 5 wordt meer specifiek naar de kenmerken van het agrarische gezinsbedrijf in Zuidwest China gekeken. Het chinese overheidsbeleid dat mannen en vrouwen een rurale of een stedelijke registratie toekent, bepaalt in hoge mate de arbeidsverdeling tussen mannen en vrouwen in agrarische huishoudens en gezinsbedrijven. De partner met een stedelijke registratie zal i.h.a. proberen om werk en een bron van inkomsten te zoeken in de stad en zal de bedrijfsvoering van de boerderij aan zijn of haar echtgenote of echtgenoot overlaten. Om deze reden moesten de classificaties van agrarische gezinsbedrijven zoals die in de literatuur te vinden zijn, worden aangepast aan de chinese situatie. In het onderzoek werden vijf typen van agrarische gezinsbedrijven onderscheiden:(1) een agrarisch gezinsbedrijf dat vrijwel geheel door de man wordt geleid, omdat hij geen echtgenote (meer) heeft of omdat zijn echtgenote op basis van een stedelijke registratie elders werkt en merendeels elders woont (2,5%);(2) een agrarisch gezinsbedrijf waarin de rollen vergeleken bij type 1 precies omgedraaid zijn (35,2%);(3) een agrarisch gezinsbedrijf waarin beide partners op het bedrijf wonen maar waarin de vrouw het grootste deel van het werk en de bedrijfsvoering voor haar rekening neemt (26,3%);(4) een agrarisch gezinsbedrijf waarin vergeleken bij type 3 de rollen omgedraaid zijn en de man de bedrijfsvoerder is (7.3%);(5) een agrarisch gezinsbedrijf waarin sprake is van een gezamenlijke bedrijfsvoering en beide partners op het bedrijf wonen en werken (28,7%).In hoofdstuk 6 wordt het theoretisch kader voor het onderzoek samengevat. Er worden tien onafhankelijke variabelen geformuleerd waarvan in het onderzoek werd getoetst of zij de rol van vrouwen in besluitvorming beïnvloeden. Deze zijn: niveau van onderwijs, sekse van de kinderen, het hebben van een speciale status in de lokale gemeenschap, toegang hebben tot bronnen van agrarische informatie, geloof in het vermogen van vrouwen om een bedrijf te leiden, leeftijd, agrarische ervaring, aandeel in het werk op het bedrijf, proportionele bijdrage aan het huishoudinkomen, en hoogte van het individuele inkomen. Sekse van de interviewer werd als controle variabele gebruikt. Aan het einde van het eerste deel van het proefschrift wordt in een diagram (pagina 33) het theoretisch kader schematisch samengevat.In het tweede gedeelte van het proefschrift worden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd. In hoofdstuk 7 worden gegevens verstrekt over de wijze waarop het empirisch onderzoek werd uitgevoerd en over de statistische analyse die werd toegepast. De hypothetische invloed van de tien onafhankelijke variabelen werd per type agrarisch gezinsbedrijf getoetst voor beslissingen met betrekking tot agrarische bedrijfsvoering op de volgende terreinen: aanschaf van agrarisch gereedschap, pest control , aankoop van kunstmest, selectie van zaaigoed, landbouwmethoden, keuze van type vee, keuze van pluimvee, veevoer, zorg voor de gezondheid van het vee, gebruik van externe arbeidskrachten, verkoop van vee en veeproducten, verkoop van pluimvee en pluimveeproducten, vermarkten van gewassen. De rol in de besluitvorming van respectievelijk mannen en vrouwen wordt samengevat in hun besluitvormingsindex. De totale steekproef van de survey waarin de hypothesen empirisch werden getoetst bedroeg 1018 huishoudens.In hoofdstuk 8 wordt gekeken naar de mate waarin er sprake is van gender -specificiteit van beslissingen. Het blijkt dat met betrekking tot negen van de dertien soorten beslissingen er voor alle typen gezinsbedrijven sprake is van een uitgesproken rol van of mannen of vrouwen bij het nemen van die beslissingen. In drie van de vijf typen gezinsbedrijven nemen de vrouwen de beslissingen als het gaat over de selectie van zaaigoed, het vermarkten van gewassen, de keuze van pluimvee, de verkoop van pluimvee en pluimveeproducten, het voer voor het vee, en de zorg voor de gezondheid van het vee. In het agrarisch gezinsbedrijf van het tweede type (zie boven) neemt de vrouw alle beslissingen waar in het onderzoek naar gevraagd werd. De beslissingen die het meest gezamenlijk worden genomen zijn die over de aanschaf van (groot) vee. Dit heeft vermoedelijk te maken met de hogere bedragen die hiermee gemoeid zijn. De resultaten van dit gedeelte van het onderzoek worden samengevat in de tabellen 8.2. en 8.3. (pagina's 44 en 45).In hoofdstuk 9 wordt de invloed van de onafhankelijke variabelen getoetst voor de verschillende typen agrarische gezinsbedrijven. Het blijkt dat de invloed van deze variabelen in de meeste gevallen verschilt al naar gelang het type agrarisch gezinsbedrijf. Tevens blijken een aantal op basis van de literatuur veronderstelde verbanden niet empirisch aantoonbaar. In tabel 9.6. (pagina's 71 en 72) worden de resultaten van de toetsingsprocedure samengevat.In hoofdstuk 10 worden de in hoofdstuk 9 gepresenteerde resultaten besproken. Deze bespreking wordt hier met betrekking tot een aantal van de onderzochte variabelen samengevat. Voor het gehele overzicht wordt de lezer verwezen naar hoofdstuk 10.De rol van de variabele niveau van onderwijs is niet eenduidig. De invloed van deze variabele wordt in sterke mate bepaald door het type gezinsbedrijf en door het relatieve verschil in onderwijsniveau tussen man en vrouw. In de agrarische gezinsbedrijven van de types 2,3, en 4 neemt de vrouw meer beslissingen naarmate zij meer onderwijs heeft genoten. Dit positieve verband is tevens sterker naarmate het niveau van onderwijs van de echtgenoot lager is. Als de echtgenoot meer onderwijs heeft genoten bestaat er een negatief verband. De verklaring is dat onderwijs een toegang vormt tot het vinden van werk en een bron van inkomsten buiten de landbouw. Aan de partner die dat niet heeft wordt de bedrijfsvoering van de boerderij, inclusief het nemen van beslissingen hierover, overgelaten.Ook de rol van de factor leeftijd is niet zoals men op basis van de literatuur zou verwachten. De hypothese van een positief verband tussen leeftijd en aandeel in besluitvorming wordt alleen bevestigd voor de gezinsbedrijven van type 5, waarin man en vrouw beiden op de boerderij wonen en samen in het bedrijf werken. Voor de overige typen lijkt het al of niet hebben van werk en inkomsten buiten de landbouw van een van de partners belangrijker te zijn dan leeftijd.De veronderstelling dat vrouwen een lager aandeel in besluitvorming hebben naarmate het huishoudinkomen lager is wordt bevestigd voor gezinsbedrijven van type 5. Voor deze huishoudens geldt de observatie van Huang (1990) dat vrouwen in arme huishoudens alleen werkkracht bijdragen en vrouwen in rijkere huishoudens beslissingen nemen. Ook met betrekking tot de welstand van huishoudens speelt het al of niet hebben van werk en een bron van inkomsten buiten de landbouw een rol. Deze factor is in hoge mate bepalend voor welke partner het bedrijf leidt en de beslissingen neemt.De sekse van kind(eren) blijkt in vier van de vijf typen gezinsbedrijven de besluitvorming te beïnvloeden. Vrouwen die een zoon hebben nemen meer beslissingen.In hoofdstuk 11 worden de onderzoeksresultaten in een breder kader geplaatst en worden de implicaties ervan voor rurale planning en landbouwvoorlichting besproken. De belangrijkste conclusie is dat de toepassing van resource theory, waarin het hebben van toegang tot machtsbronnen de verklaring vormt van het hebben van macht en het kunnen nemen van beslissingen, niet alleen afhankelijk is van de culturele context (zoals reeds op basis van de literatuurstudie kon worden geconcludeerd), maar ook van het type agrarisch gezinsbedrijf en het daarmee samenvallende agrarische huishouden. Het is dus voor effectieve planning en voorlichting van groot belang om een stratificatie te maken van de agrarische gezinsbedrijven in de betreffende regio en de farm managers van de bedrijven te identificeren. Terwijl uit dit onderzoek blijkt dat vrouwen meer agrarische beslissingen nemen dan mannen, wordt er in het beleid en in de praktijk van de voorlichting nog steeds van uitgegaan dat de man als gezinshoofd in agrarische gezinsbedrijven tevens het bedrijf leidt en de beslissingen neemt. In meer dan de helft van de gevallen blijkt niet de man maar de vrouw de bedrijfsleider (farm manager) te zijn.Het onderzoek heeft ook het belang van het hebben van werk en een bron van inkomsten buiten de landbouw voor agrarische besluitvorming aangetoond. Werken in de landbouw heeft in China een lage status en leidt in het algemeen niet tot welstand. Het hoog scoren in het nemen van agrarische beslissingen van de vrouw betekent in veel gevallen dat de man buiten de landbouw werkt en de bedrijfsvoering aan zijn vrouw overlaat. Het nemen van veel beslissingen door de vrouw is in dit geval niet indicatief voor het hebben van een machtspositie maar weerspiegelt specifieke omstandigheden.Tot slot moet worden opgemerkt dat het belang voor vrouwen dat nog steeds wordt gehecht aan het hebben van zoon(s) niet bevorderlijk is voor de emancipatie van vrouwen en voor de erkenning van de belangrijke rol die zij in de landbouw spelen. Het één-kind-beleid van de chinese overheid impliceert voor vrouwen die alleen een dochter hebben een zwakke machtspositie en een relatief geringe rol in agrarische besluitvorming. Onderwijs vormt een belangrijk instrument om deze patstelling te doorbreken.

Saved in:
Bibliographic Details
Main Author: Huajie, C.
Other Authors: Niehof, A.
Format: Doctoral thesis biblioteca
Language:English
Published: Landbouwuniversiteit Wageningen
Subjects:China, decision making, division of labour, emancipation of women, family farms, female equality, feminism, gender, households, housework, labour, sex, social structure, women, arbeid (werk), arbeidsverdeling, besluitvorming, familiebedrijven, landbouw, feminisme, gelijke behandeling van de vrouw, geslacht (gender), geslacht (sex), huishoudelijk werk, huishoudens, sociale structuur, vrouwen, vrouwenemancipatie,
Online Access:https://research.wur.nl/en/publications/the-role-of-gender-in-farming-household-decision-making-in-yaan-s
Tags: Add Tag
No Tags, Be the first to tag this record!