Evaluatie Opvangbeleid 2005-2008 voor overwinterende ganzen en smienten. Deelrapport 2. Verspreidingspatronen van foeragerende smienten

Dit rapport beschrijft het onderzoek naar het nachtelijk terreingebruik en verspreidingspatronen van foeragerende smienten in de Eempolders en Polder Arkemheen. De resultaten worden vergeleken met eerdere onderzoeksresultaten in Polder Demmerik en Waterland. Bij het onderzoek zijn twee groepen smienten onderscheiden die verschillende strategieën hebben: plassmienten, die overdag op open water slapen/rusten en ‘s nachts enkele kilometers vliegen om in de polder te gaan grazen en poldersmienten, die zowel overdag als ‘s nachts voornamelijk langs de oevers van relatief brede sloten grazen en dat regelmatig afwisselen met korte rust/drink-perioden op deze brede sloten. Afhankelijk van de omstandigheden zal elke smient zich als polder- of plassmient gedragen.

Saved in:
Bibliographic Details
Main Authors: Boudewijn, T.J., Müskens, G.J.D.M., Beuker, D., van Kats, R.J.M., Poot, M.J.M., Ebbinge, B.S.
Format: External research report biblioteca
Language:Dutch
Published: Alterra
Subjects:birds, eemland, feeding behaviour, foraging, geese, inventories, overwintering, utrecht, wildlife management, foerageren, ganzen, inventarisaties, voedingsgedrag, vogels, wildbeheer,
Online Access:https://research.wur.nl/en/publications/evaluatie-opvangbeleid-2005-2008-voor-overwinterende-ganzen-en-sm
Tags: Add Tag
No Tags, Be the first to tag this record!
Description
Summary:Dit rapport beschrijft het onderzoek naar het nachtelijk terreingebruik en verspreidingspatronen van foeragerende smienten in de Eempolders en Polder Arkemheen. De resultaten worden vergeleken met eerdere onderzoeksresultaten in Polder Demmerik en Waterland. Bij het onderzoek zijn twee groepen smienten onderscheiden die verschillende strategieën hebben: plassmienten, die overdag op open water slapen/rusten en ‘s nachts enkele kilometers vliegen om in de polder te gaan grazen en poldersmienten, die zowel overdag als ‘s nachts voornamelijk langs de oevers van relatief brede sloten grazen en dat regelmatig afwisselen met korte rust/drink-perioden op deze brede sloten. Afhankelijk van de omstandigheden zal elke smient zich als polder- of plassmient gedragen.